Openbaring 3. Vijfde brief. Aan Sardis.
1 En schrijf aan de engel van de gemeente in Sardis: Dit zegt Hij Die (a) de zeven Geesten van God heeft en (b) de zeven sterren: Ik ken uw werken, dat u de naam hebt dat u leeft, maar u bent dood.
a Openb. 1:4; b Openb. 1:16
2 Word wakker en versterk het overige dat dreigt te sterven, want Ik heb uw werken onaf bevonden voor het aangezicht van God.
3 Bedenk dan hoe u het hebt ontvangen en gehoord, en bewaar het en (c) bekeer u. Als u dan niet waakt, zal Ik tot u komen (d) als een dief en u zult beslist niet weten op welk tijdstip Ik tot u zal komen.
c Vers 19; d Matt. 24:43; 1 Thess. 5:2; 2 Petr. 3:10; Openb. 16:15
4 Maar u hebt ook te Sardis enkele personen die hun kleren niet bevlekt hebben, en zij zullen met Mij wandelen in witte kleding, omdat zij het waard zijn.
5 Hij die overwint, zal bekleed worden met witte kleren en Ik zal zijn naam beslist niet verwijderen (e) uit het Boek des levens, maar (f) Ik zal zijn naam belijden voor het aangezicht van Mijn Vader en voor Zijn engelen.
e Ex. 32:32; Ps. 69:29; Filipp. 4:3; Openb. 20:12; 21:27; f Matt. 10:32; Luk. 12:8
6 Wie oren heeft, laat hij horen wat de Geest tegen de gemeenten zegt.
Index